Pas als je weemoedig bent, ben je dé (dichtende) vent
Wat is poëzie? Zo'n diepzinnige vraag vergt een diepzinnig antwoord. Mijn antwoord bestaat desondanks uit één enkel woord: persoonlijk. Poëzie is persoonlijk. Zowel voor de dichter, die zijn diepste gevoelens beschrijft, als voor de lezer. Wat mij heel erg aanspreekt, kan voor iemand anders nietszeggend zijn. Wat dat betreft spreekt de dichter Lévi Weemoedt mij erg aan en ik hoop jou ook, na het lezen van dit essay.
Lévi Weemoedt doet zijn naam te goed (dat rijmt inderdaad, ook ik ben een heuse poëet), dit bedoel ik letterlijk en figuurlijk. Figuurlijk omdat Lévi Weemoedt een groots dichter is. Letterlijk, omdat Lévi Weemoedt zijn leven gevuld zit met weemoed. Een depressieve man met een geweldig gevoel voor humor, in mijn ogen. Ik kende hem niet, sterker nog: ik had nog nooit van die vent gehoord. Het is allemaal dankzij meneer Calis dat ik liefhebber ben geworden van Lévi Weemoedt. Hij — niet meneer Calis, maar Lévi Weemoedt — is een interessant man. Vele mensen hebben hem geïnterviewd en veel van deze interviews heb ik warempel gelezen. Lévi Weemoedt weet niet alleen in zijn gedichten een perfect beeld te schetsen met woorden, ook over zichzelf schetst hij een volledig beeld. Zo geeft hij, in een interview met Ellen de Jong, toe dat hij een satiricus is "en die generaliseren natuurlijk," zegt hij.
Wat hem naar mijn mening heel mooi afschildert, is hoe hij in datzelfde interview praat over depressies. "Een depressie zondert je af van de mensen. Ik kan niet werken en leven in een gemeenschap en dus neem ik afstand. Schrijven is afstand nemen. Ik zou het niet volhouden met mensen te werken, hoewel ik het wel zou willen. Mensen die veel alleen zitten hebben nogal eens de neiging een rondje tegen het papier te lullen. Zo gaat het. Ik heb me wel eens afgevraagd wat het hart van een depressie is. De kern van het getob en gedoe is bij mij het gevoel dat je niet welkom bent in de wereld. Als kind al voelde ik me niet welkom (al besef je dat pas later). Of dat terecht is of niet, dat doet er niet toe; ik had er last van. Dat had tot gevolg dat ik dacht: Als ik m'n draai niet kan vinden temidden van de mensen, dan kan ik terzijde van hen toch een prestatie leveren, en wel op papier. En dan zit je een beetje in het niemandsland van de schrijver."
Ook wanneer het op zijn pseudoniem aankomt, is hij openhartig. Inderdaad; pseudoniem, Levi Weemoedt is namelijk een naam die hij zelf (voortreffelijk) heeft uitgekozen. Hij is in het regenachtige oktober van 1948 geboren als Isaäk van Wijk. In een dergelijk interview, als Roxane Catz vraagt hoe hij bij zijn pseudoniem komt, is dit zijn antwoord: “Hij kwam zomaar in me op toen ik mijn eerste dichtbundel uitbracht. Ach, ik heb wel iets met weemoed en zeker in de derde persoon. Het leek me gewoon een mooie naam die ik wel bij mijn werk vond passen. Ik wilde liever niet herkend worden – vond poëzie iets voor meisjes — en schaamde me bijna voor mijn gedichtjes. Ik was notabene bijna profvoetballer geworden.” "Weemoedt met 'dt', dat maakt het nog melodramatischer," zei Weemoedt eens.
Zijn hiervoor genoemde eerste dichtbundel, waar Lévi Weemoedt tevens mee debuteerde, 'Geduldig lijden' staat vol met satirische gedichten en verzen. Met zo'n naam voor een dichtbundel is dat natuurlijk ook wel te verwachten. De voornaamste reden om te beginnen met het schrijven van deze gedichten was "om de weemoed de baas te blijven", zegt hij, "De gedichtjes hadden een bezwerende functie. Ze hadden een praktisch nut: Als het om me heen of in me te zwart werd, werd het de hoogste tijd de zaak eens te ridiculiseren, zodat ik niet in dat zwarte gat zou verdwijnen. Dat gevoel had ik toen sterk." Overigens komt het gedicht waar ik nu meer over ga vertellen ook uit deze desbetreffende dichtbundel. Het gedicht 'Gedeelde smart', vond ik een van de mooiste. Het heeft een duidelijke boodschap, ontroert en geeft ook weer de juiste dosis zelfspot:
Gedeelde smart
De hond ligt zachtjes snikkend in zijn mand
droef peinst zijn baasje bij een glas genever
Er hangen duizend boeken aan de wand:
’t Geluk was hier bepaald geen gulle gever.
Op straat waaien geluiden van een feest:
een schrille lach; er valt een glas aan scherven.
Maar binnen zingt het wenen van het beest
en zit zijn baas al uren te versterven.
Ik wed nu dat geen sterveling ooit raadt
wíe nu die twee zo bitter treuren laat
Maar stuur tóch in: wat aanspraak doet ons goed.
Wij zien uw brief vol wanhoop tegemoet.
![](webkit-fake-url://afaf5efe-715a-48f9-8d3e-70d7a853151a/image.tiff)
Dit gedicht is wat we noemen een traditioneel gedicht. Het bestaat uit vier strofen, die weer bestaan uit twee 'kwatrijnen' en twee 'disticha'. In de kwatrijnen wordt de vorm gekruist rijm gebruikt: A B A B en in de laatste twee disticha de vorm slagrijm: A A. Het gedicht heeft meerdere thema’s, toch vallen deze thema’s – heel verassend – binnen de somberheid en weemoedigheid van het leven. Dit is kenmerkend aan de geëngageerde levenshouding van Lévi Weemoedt. Vooral armoede en eenzaamheid komen in het gedicht duidelijk naar voren (hoe 'hij' dan toch aan jenever komt blijft een mysterie). In het eerste kwatrijn wordt dit eenzame en armoedige beeld uitmuntend geschetst. Er is over te discussiëren of er bij de hond sprake is van een personificatie, omdat ík in mijn hele leven nog nooit een hond heb zien snikken, het kan net zo goed dat jij dat wel dagelijks ziet. Daarentegen is over de personificatie van het geluk geen twijfel mogelijk, er wordt namelijk gezegd dat 't Geluk geen gulle gever is. Hiernaast is er ook sprake van alliteratie: geluk geen gulle gever. Nu we toch bij de laatste zin van het eerste kwatrijn zijn belandt: er is hier sprake van cynisme. In dit specifieke kwatrijn komt eigenlijk terug wat Lévi Weemoedt aan het eind van al zijn (gehele) gedichten doet. Namelijk door het einde cynisch, sarcastisch of ironisch te maken, een satirische ondertoon te kweken.
Het tweede kwatrijn is zowel in zijn geheel een tegenstelling als dat hij een tegenstelling bevat. Het feest staat vanzelfsprekend tegenover de eenzaamheid besproken in de voorafgaande strofe. Wat we gelijk in de eerste zin van dit kwatrijn zien, is een van mijn lievelingsdingen uit de poëzie: synesthesie. De 'geluiden waaien', dit is het verbinden van verschillende zintuigen (met verschillende waarnemingen), namelijk een soort gevoel gecombineerd met gehoor. Dan keert in de laatste twee zinnen van het kwatrijn, de treurigheid weer terug. In het zinsdeel, "zingt het wenen van het beest," kan er sprake zijn van synesthesie, maar ik vind het meer beeldspraak omdat er een vergelijking wordt gedaan tussen zingen en wenen waardoor je het voor je ziet, of hoort. Bovendien grijpen deze twee laatste zinnen prachtig terug op de titel — waar ik zo wat meer over zal vertellen.
Vervolgens zorgen de laatste twee twee disticha ervoor dat het gedicht eerder op de lachspieren dan op de traanklieren werkt. De eerste zin van het eerste distichon vind ik erg mooi "ik wed nu dat geen sterveling ooit raad", in de eerste instantie omdat de woorden samen goed klinken en omdat Lévi Weemoedt een simpele zin zo moeilijk kan maken. De tweede zin van dit distichon is wederom een synesthesie: "bitter treuren," een gevoel verbonden met een smaak. Ook deze zin is in zijn geheel bijzonder, de dichter vraagt namelijk wíe de twee zo laat treuren, terwijl hij helemaal niet duidt op een 'wie'. Ik denk namelijk dat hij de veroorzaker van de problemen bedoelt (weer een teken van geëngageerde literatuur), waarmee hij óf het leven óf de overheid/regering bedoelt. Vooral omdat hij de nadruk zo erg op wie legt, moet het wel tegenovergesteld zijn en dus een abstract iets zijn.
Het laatste distichon is de kers op de taart. Hier komt de zelfspot echt aan het licht. "Wat aanspraak doet ons goed", hier druipt het sarcasme en cynisme vanaf. Aanspraak doet inderdaad goed, maar er wordt toch niets mee gedaan en dat weet Lévi Weemoedt maar al te goed. 'Ons' slaat hierbij op de 'wíe' uit de vorige strofe, waarvan ik dus denk dat het leven of de regering wordt bedoelt. Nu neig ik toch meer naar de regering, omdat de regering een brief kan ontvangen, en het leven… dat gaat iets moeilijker denk ik zo. Met de afsluitende zin worden de puntjes op de 'i' gezet en de boodschap extra duidelijk gemaakt. "Wij zien uw brief vol wanhoop tegemoet." Zou 'wanhoop' er niet in hebben gestaan, was deze zin overwegend ironisch, want dan wordt het tegenovergestelde bedoelt. Wanhoop staat er echter wel in, waardoor deze zin opnieuw cynisch is: hij zit vol wantrouwen. Lévi Weemoedt heeft het gevoel dat er niets goeds meer gaat gebeuren. Hij is een eersteklas gevoelens-maskerende-dichter en de koning van zelfspot.
Van de titel snapte ik eerst niet zo veel. Misschien is mijn Nederlandse taalschat toch niet zo groot als gehoopt. Gelukkig, na diep in mijn hersenen gegraven te hebben, kende ik het spreekwoord 'gedeelde smart is halve smart' nog. Dit spreekwoord beschrijft namelijk de manier waarop verdriet verdragen makkelijker wordt, namelijk door het te 'delen'. De man in het gedicht deelt zijn verdriet met zijn hond of andersom, hoewel dat me sterk lijkt, weet je het maar nooit met Lévi Weemoedt. Ik denk dat 'de man' in het gedicht Lévi Weemoedt zelf is. Waarom? Omdat Levi Weemoedt in een interview met Roxane Catz het volgende zegt: “Mijn vrouw en grote liefde is helaas enige jaren geleden overleden en mijn twee zoons zijn allebei het huis uit. Gelukkig heb ik hier nog mijn trouwe metgezel, hond Edzo en uiteraard altijd mijn schrijven." Volgens mij deelt hij in het echte leven zijn pijn en verdriet ook met Edzo. Edzo maakt het leven voor hem nét iets makkelijker. Nu kan ik ook uitleggen waarom ik het desbetreffende plaatje bij het gedicht heb gekozen. Ik heb een foto van Lévi Weemoedt zelf genomen en die van een hond, vervolgens heb ik van allebei de foto's de helft van de gezichten genomen. Dit is omdat ik vind dat dit bij de titel past, zo worden hun gezichten, gedachtes en dus smart, één. Ik ben van mening dat wanneer je jouw smart met iemand deelt, diegene een deel van jou wordt. In mijn ogen onrechtvaardig tegenover die lieve hond, maar in de hedendaagse samenleving is toch alles uit het perspectief van de mens. Desondanks spreekt het spreekwoord wel de waarheid; gedeelde smart ís halve smart en misschien is dat wel precies de reden waarom Lévi Weemoedt ooit begonnen is met dichten.
Door Lévi Weemoedt zijn gedichten — en gedichten in het algemeen — bestudeerd te hebben, heb ik een ontdekking gedaan: bij dichten en 'diepzinnig doen' komen gevoelens, voornamelijk sombere gevoelens, sneller om het hoekje kijken dan dat ik altijd heb gedacht. Ook dit gedicht toont dat significant aan, waarbij de zelfspot de kers op de taart is. Levi Weemoedt heeft de kunst van het melancholische, satirische dichten onder de knie als geen ander (vaak zelfs beter dan de meeste existentialisten). Kortom, je bent pas een groot dichter als je weemoedig bent, of jezelf zo noemt.
Gebruikte bronnen:
Ellen de Jong, 2011. Waarom zou je schrijven als alles leuk is? http://www.ellendejong.nl/index.php?navlink=3&page=315
Roxane Catz, 2008. Interview met Levi Weemoedt http://www.roxanecatz.nl/html/interviews/happinez/levi-weemoedt.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten