Oeroeg - Hella S. Haasse
Wij hebben het boek Oeroeg van Hella S. Haasse gelezen voor deze opdracht. Eerst zullen we wat vertellen over Hella zelf, haar relatie met Indonesië/Nederlands-Indië en haar motief achter het schrijven van dit boek. Nadat het duidelijk is waar het boek over gaat, gaan we het hebben over de historische achtergrond die in het boek naar voren komt.
Schrijfster en haar relatie met Indonesië/Nederlands-Indië
Hella S. Haasse (Hélène Serafia Haasse) is op 2 februari 1918 te leven gebracht. Ze is geboren in Batavia (Jakarta), in het toenmalige Nederlands-Indië. Hella en haar broertje Wim brachten hun hele jeugd door in Nederlands-Indië. Ze ging er naar de lagere school en het gymnasium. Verder heeft Hella, met een onderbreking van twee periodes, tot aan haar twintigste in Nederlands-Indië gewoond. De eerste onderbreking was van 1925 tot eind 1928, ze werd ondergebracht bij haar grootouders in Nederland.
In de jaren na haar terugkomst in Indië besteedde ze veel tijd aan lezen en acteren. Ze begon op haar twaalfde aan haar eerste historische roman. In lezen vond zij troost voor het gevoel overal buiten te staan. Hella werd veel buitengesloten, dit was omdat ze naar een nonnenschool ging. Omdat zij niet katholiek was, mocht ze niet met de anderen mee en was ze in veel opzichten een vreemdeling.
In 1983 vertrok Hella Haasse alleen naar Nederland, om hier te gaan studeren. Gedreven door haar belangstelling voor de Oudnoorse saga’s begon zij aan de studie Scandinavische Talen en Letteren. Een jaar later gaf ze haar studie op en liet zich inschrijven aan de Toneelschool. Pas na haar huwelijk met Jan van Lelyveld wijdt zij zich volledig aan het schrijven van proza en historische romans. Het bedenken van personen, conflicten en werelden blijkt haar op het lijf geschreven.
Met het boek Oeroeg heeft ze geprobeerd de indrukken van haar jeugd vast te leggen, en dan niet alleen de zintuigelijke indrukken maar ook de verhouding tussen Nederlanders en Indonesiërs. In haar tijd was het vanzelfsprekend dat de blanken tot de bovenlaag behoorden en de Indonesiërs ondergeschikt waren. Er was nauwelijks oog voor de identiteit en de geschiedenis van de inlandse mensen. Haar ouders leidden een Hollands leven. Ze wilden hun kinderen niet laten ‘verindischen’, want hun toekomst lag toch in Nederland. Daarom was er veel aandacht voor intellectuele ontplooiing (tekenen, musiceren, lezen en toneelspelen). Voor Hella Haasse was het Indische leven eerder de natuur en de atmosfeer dan de mensen of de armoede. Het ontbreken van begrip voor de inlander maakt de vriendschap tussen een Indische en een Nederlandse jongen onmogelijk. De Nederlandse jongen ziet die vriendschap als iets vanzelfsprekends, hij kan zich niet verplaatsen in de positie van Oeroeg.
Het schrijven van Oeroeg heeft Hella Hasse inzicht gegeven in het land van haar jeugd. Dit boek heeft ze dan ook gelijk voltooid. De jeugdherinneringen vormden het hele verhaal. Ze gebruikte de vriendschap tussen Oeroeg en de ik-persoon als een symbool van een mogelijke vriendschapsrelatie tussen Nederlanders en Indonesiërs. Het is een verhaal over één bepaalde crisis of gebeurtenis in het leven van de hoofdpersoon: de steeds groter wordende afstand tussen de zoon van een Hollandse planter en die van een Indische ondergeschikte. Als kleine kinderen groeien ze samen op, delen ze hun speelgoed en zijn ze onafscheidelijk. Als de Nederlandse jongen na zijn studie in Delft terugkeert naar zijn geboorteland, woeden daar de eerste politionele acties. Indië staat op het punt Indonesië te worden. De ontmoeting met Oeroeg wordt een grote teleurstelling. De afstand tussen hen is te groot geworden. Oeroeg heeft gekozen… gekozen voor zijn eigen volk en dus tegen de Nederlanders.
De Hollandse jongen heeft nooit het gevoel een buitenstaander te zijn. Sterker nog, hij voelt zich meer thuis wanneer hij bij Oeroeg is dan wanneer hij bij zijn eigen familie is. Maar als Oeroeg en hij ieder naar een andere school gaan, wordt dat anders. Oeroeg wordt al snel een jongeman met interesse voor de meisjes terwijl de ik-persoon nog kinderlijk en ietwat lomp is. Oeroeg is zich bewust van de merkwaardige situatie waarin hij opgroeide en van de onderdrukking die zijn volk moet ondergaan. Het komt niet bij de blanke jongen op te twijfelen aan de gelijke rechten tussen hen. Ze hebben toch altijd alles al samen gedaan? De feitelijke verschillen worden in hun levens steeds groter.
Historische achtergrond
Het boek Oeroeg, wat in het eerste opzicht misschien niet erg diepgaand lijkt, heeft toch een achterliggende gedachte en/of boodschap. De onschuldige vriendschap tussen een Hollandse jongen en een inlandse Indische jongen is aandoenlijk. Ze spelen samen, zonder ook maar even na te denken over ras en rang. Helaas groeien ze op en groeien ze uit elkaar. De eens zo hechte vriendschap verbreekt na verloop van tijd. De vriendschap die verbreekt zien wij als symbool voor het verbreken van de koloniale verbintenis tussen Nederland en Indonesië. Ook geeft dit boek heel mooi de verhoudingen uit die koloniale tijd weer. Deze twee aspecten behoren dus tot de historische achtergrond van het verhaal en gaan wij nader toelichten.
Verhoudingen in Nederlands-Indië
De macht van Nederland over Indië werd steeds groter. De Indische vorsten moesten zich aan de Nederlanders onderwerpen. Het land werd een kolonie van het koninkrijk Nederland: Nederlands-Indië. Nederland bepaalde dat de boeren daar vooral specerijen, koffie en suiker moesten verbouwen. De Nederlanders gaven een prijs voor deze producten en verkochten die dan in Europa voor veel hogere prijzen. De Indische bevolking werd ondertussen uitgebuit. De boeren wilden veel liever rijst verbouwen in plaats van koffie of peper. Rijst hadden ze namelijk nodig om te eten. Maar de Nederlanders wilden geld verdienen en dat kon niet met rijst. Dit leidde vaak tot hongersnoden in Indië.
Er ontstonden nieuwe maatschappelijke verhoudingen in de samenleving als gevolg van de Nederlandse overheersing. Er was een nieuwe rangorde ontstaan, gebaseerd op ongelijkheid van bevolkingsgroepen. Indië kende drie bevolkingsgroepen: de Europeanen (blanken, Indo's en Japanners), de Chinezen plus andere vreemde Oosterlingen (Indiërs en Arabieren) en de inlanders. De inlandse volkeren vormden echter meer dan 95% van de bevolking.
In 1854 werd het Regeringsreglement ingevoerd waarmee de inwoners van Nederlands-Indië werden ingedeeld in twee categorieën: Europeanen en Inlanders. In dit systeem had iedereen de Nederlandse nationaliteit. Later kende de nationaliteitswet van 1892 alleen blanke Europeanen en Indo’s het Nederlanderschap toe. De Indonesiërs werden hierdoor op grotere afstand gezet van de Europeanen. Vervolgens besloten de Nederlanders dat Japanners vanaf 1899 met Europeanen gelijkgesteld werden. Japan werd gerespecteerd omdat het zich Westers ontwikkelde. Het Nederlandse bestuur vond dat de Indonesiërs nog lang niet zo ver waren als in het Westen, zij hadden nog de "begeleiding" nodig van het moederland.
Rond 1900 waren veel Nederlanders in Nederlands-Indië gaan wonen. Er was daar tenslotte werk genoeg. Denk aan het Nederlands bestuur, de plantages maar natuurlijk ook de olie.
De Nederlanders in Indië hadden vaak grote, mooie huizen en veel bediendes. Ze hadden niet zoveel contact met de Indische bevolking. Het waren maar hun bediendes en arbeiders. Ze voelden zich duidelijk beter dan de Indische mensen. De Nederlanders waren gelukkig met hun leven in Indië en wilden daar nog lang blijven. Dat de Indonesiërs daar zelf anders over dachten, daar wilden de Nederlanders niet naar luisteren. Ze waren er van overtuigd dat de Indonesiërs hun landen nog niet zelf konden besturen.
In Indië stonden de Europeanen aan de top van de sociale en politieke structuur. Zij vormden het Binnenlands Bestuur, de legertop, waren directeur van bedrijven en beoefenaars van vrije beroepen. De bredere laag daaronder werd bezet door onderofficieren van KNIL en marine, lagere ambtenaren en klerken, onderwijzers en planters. De onderste laag bestond bevond uit personen werkzaam in beroepen zonder veel scholing of ongeschoolde arbeid. In deze laag zaten veel Indo-Europeanen.
Grote sociaal-economische veranderingen vanaf 1850 maakten de traditionele inheemse samenlevingen moderner, meer Westers. De behoefte aan geschoolde arbeid zorgde voor meer migratie vanuit Europa naar de kolonie. De komst van meer vrouwen was gewenst om het Europees karakter via gezinsvorming duurzaam te versterken. Economisch maakte Indië intussen deel uit van de wereldeconomie. De kolonie leverde grondstoffen als rubber, olie, tabak, etc.
De vraag naar vakmensen werd alsmaar groter. Diploma’s en goed vakmanschap vergrootten de kans op maatschappelijk succes en status. Ook de Indische overheid had behoefte aan bekwame ambtenaren die de complexere samenleving moesten besturen. Indonesiërs kregen daarom ook toegang tot Europese scholen en vervolgens tot banen, bijvoorbeeld in het onderwijs, het leger of als ambtenaar. De Indo’s verloren hierdoor een alleenrecht op deze posities.
Ja, rassenonderscheid was leidend in het bestuur over de kolonie maar de samenleving draaide hier niet helemaal (meer) om. Door de maatschappelijke ontwikkelingen kwam er als het ware meer "kleur" in de bevolking. Vanaf het begin van de 20e eeuw had de inlandse bevolking ook toegang tot Europees onderwijs: de Hollands-Inlandse school (HIS). Door de hoge kosten bezochten vooral inheemse kinderen van goede komaf deze school. De HIS was afgestemd op het Nederlandse onderwijs, de lessen in het Nederlands en de eisen voor rekenen en taal waren hoog.
Gaandeweg ontstond een Indonesische middenklasse, die meer wilde en kon bereiken dan kleine baantjes of boer blijven. De oude indeling was aan het afbrokkelen. De werkelijke kansen om te stijgen binnen de Europese groep waren voor de meeste Indo’s toch al erg beperkt. De ‘echte’ Nederlanders lieten hen maar een klein beetje toe tot hun eigen hogere posities. Discriminatie van Indo’s door totoks (Hollanders) kwam vaak voor. Overigens maakten Indo’s onderling ook nog eens onderscheid tussen lichte en donkere huidskleur om zich maatschappelijk te onderscheiden.
De Nederlands-Indische samenleving veranderde misschien het meest door de opkomst van inheemse politieke bewegingen vanaf 1910, een gevolg van de Ethische Politiek. Deze politiek had als doel armoede te bestrijden en de bevolking meer kansen te bieden. De “Inlander” emancipeerde zich onder leiding van een opkomende inheemse middenklasse. Democratie, liberalisme, socialisme en het zelfbeschikkingsrecht van volken waren vertrouwde begrippen geworden. Hij wilde voortaan meepraten en meebeslissen in voor hem belangrijke zaken. De regering kon deze ontwikkeling niet meer tegenhouden. De politieke spanningen tussen Nederlanders en Inlanders namen toe. De bezetting en de proclamatie van de Republik Indonesia maakten ten slotte een eind aan de koloniale situatie. Een ingrijpend effect was dat de Indo’s hún land Nederlands-Indië kwijt waren geraakt, ook al waren ze politiek meer geëmancipeerd en zelfbewust geworden.
Einde van Nederlands-Indië, begin van Indonesië
Het verbreken van de koloniale verbintenis kwam voort uit de tweede wereldoorlog, die begon in 1940. Ook Japan gingen zich mengen in de strijd en op 8 maart 1942 capituleerde Japan het Nederlands-Indische leger. Het leven in de Nederlandse kolonies veranderde drastisch. Verschillende dingen als de Japanse jaarteling en de Japanse klok werden ingesteld. Maar nog verder ging het verbieden van de Nederlandse scholen en het verbieden van de Nederlandse taal in zijn geheel.
Op 7 december 1942 beloofde koningin Wilhelmina in een radiotoespraak dat ze alsnog pleitte voor een gelijkwaardig en zelfstandige positie voor de Nederlandse kolonie. Deze poging was precies een jaar te laat. Japan had de Nederlandse kolonie bezet.
Vanaf mei 1942 werden er kampen ingezet als “opvang” voor de Europeanen. Alle Europese vrouwen, mannen, kinderen en zelfs “vernederlandste" Indiërs, werden gebracht naar deze kampen. Er was echter wel een verschil voor de mannen van zeventien tot zestig jaar. Deze mannen werden vervoerd naar de interneringskampen en werden hier ter werk gesteld. Zo moesten deze Europese mannen bijvoorbeeld werken aan het bouwen van een treinrails (birma spoorlijn???) en het verrichten van andere zware arbeid.
De omstandigheden in de kampen waren erbarmelijk slecht. Er was geen eten, er was geen drinken en er waren amper sanitaire voorzieningen. Naar deze kampen waren uiteindelijk rond de 100.000 Europeanen gestuurd. Ook al waren deze kampen niet bedoeld voor het uitroeien van een bevolking zoals met de Duitse bezetting gebeurde, er stierven toch zo’n 15.000 mensen door de slechte omstandigheden en voorzieningen.
Eind tweede wereld oorlog:
Het uiteindelijke einde van de koloniale tijd ging gepaard met het einde van de twee wereldoorlog. Wanneer in 1945 de Duitse bezetting ten einde kwam, was de oorlog voor Amerika zeker nog niet voorbij, door de Japanse bezetting van bijvoorbeeld Indonesië. Indonesië was nog steeds niet vrij en Japan had in de oorlog duidelijk de kant van Duitsland gekozen en tégen Amerika. Amerika was immers ook tegen het hebben van koloniën door hun eigen verleden als kolonie. De Amerikaanse president Truman wilde geen veroveringsoorlog, omdat hij daarbij te veel mannen zou verliezen. In plaats daarvan koos hij voor meer extreme optie, een massa-vernietingswapen. Truman bombardeerde en vervaagde daarmee twee grote steden met een atoombom, waardoor de Japanse leider zich wel op moest geven. Japan had, wanneer het in de oorlog niet goed ging met de verovering, al steeds meer macht gegeven aan de Indonesische bevolking. In 1944 beloofde Japan dat Indonesië geleidelijk onafhankelijk zou worden en steeds meer Indonesiërs kwamen op bijvoorbeeld belangrijke posten in de economie en het bestuur. Er ontstond een forse groei van het bewustzijn van de Indonesische bevolking, maar dat ging ook gepaard met een groeiende haat tegen Japan. In de oorlog trainde Japan ook de Indonesische jongerengroepen, zij waren de gene die een bedreiging vormde tegen Japan, wanneer in 1945 een opstand uitbrak. Deze opstand werd neergeslagen, maar na deze gebeurtenis beloofde Japan wel aan Indonesië een soevereine staat te worden. De radicale jongerengroep in Indonesië wilden echter geen onafhankelijkheid als gunst van Japan krijgen. Als gevolg van deze gedachten ontvoerden zij twee belangrijke Japanse leiders en lieten hen de onafhankelijkheidsverklaring tekenen. De volgende dag riep Soekarno voor zijn huis in Jakarta de onafhankelijke republiek Indonesië uit.
Indonesië kon hierbij hun koloniale verleden afsluiten, maar Nederland was nog niet bereid om hun kolonie op te geven. Alle bedrijven en ondernemingen waren in de tweede wereld oorlog genationaliseerd en de Nederlanders wilden hun winstgevende kolonie terug, omdat zij het anders niet zouden redden. Na de tweede wereld oorlog zou het Britse leger Indonesië officieel bevrijden, maar in de tussentijd hadden radicale onder de bevolking al een poging gemaakt naar de macht. Maandenlang trokken deze radicale jongeren die ondertussen een leger vormde, plunderend rond. Voor van Mook, een Nederlandse luitenantgouverneur-generaal zat er niks anders op dat te onderhandelen. Hieruit kwam het akkoord van Linggadjati:
Nederland beloofde het gezag van de republiek over Java, Madoera en Sumatra te erkennen. De republiek zou een deelstaat worden van de Verenigde Staten van Indonesië, die uiterlijk op 1 januari 1949 zouden zijn opgericht en met Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen de Nederlands-Indonesische Unie vormen. Aan het hoofd van deze unie zou het Nederlandse koningshuis staan.
Een groot deel van de Nederlanders verwierp deze onderhandeling en was volop tegen. Bovendien, kwam er ook niks terecht van de beloofde teruggave van de genationaliseerde ondernemingen. Nederland stuurde naast het bestaande KNIL leger, nu ook soldaten overzee om de situatie te handhaven. Er werd gesproken van de “ politionele acties “, wat eigenlijk de naam oorlog schuil hield. Het leger moest gebieden heroveren waar de Nederlandse ondernemingen plaats vonden. Veel hielpen deze acties niet, want de Indonesiërs begonnen een guerrilla oorlog. Een oorlog waarbij het Nederlandse leger geen enkel idee had, wanneer en waar ze werden aangevallen. Onder druk van de Verenigde staten werd een overeenkomst gesloten, maar de guerrilla soldaten bleven doorgaan met hun acties. Doordat deze overeenkomst niet werd nagekomen, besloten Nederland op een tweede politionele actie, maar deze keer om het Indonesische regering uit te schakelen. Ze arresteerde Soekarno. Hierop werd fel tegen geprotesteerd door de andere landen en eiste dat Nederland soevereiniteit zou overdragen. Vooral de Verenigde Staten zette de Nederlanders onder druk en dreigden geen hulp meer te verlenen bij de wederopbouw als Nederland niet zou instemmen met de overvraging.
Op 27 december 1949 was de soevereiniteitsoverdracht in het paleis op de Dam.
Maar de Nederlanders waren niet de enige de te maken kregen met de gevolgen van de overdracht. Ook de Molukkers, waarvan een groot deel in het KNIL-leger was gemobiliseerd kregen te maken met de gevolgen. Zij voelden zich niet verbonden met Indonesië en wilden onafhankelijk zijn. Onder druk van oud-KNIL’ers werd de onafhankelijke Republik Maluku Selatan, afgekort RMS, uitgeroepen. Soekarno accepteerde dit niet viel de stad Ambon aan. Een maand kwam het eiland in handen van Indonesie, maar de bijvoorbeeld de oude KNIL’ers wilden niet worden gemobiliseerd in het Indische leger. Zij eiste toelating tot Nederland en in 1951 kwamen met toestemming van de rechter zo’n 4500 Molukkers naar Nederland.
Zij werden ondergebracht in kampen die voor een tijdelijk verblijf moesten zorgen. Dit tijdelijke verblijf werd uiteindelijk niet tijdelijk, waardoor honderden gezinnen hun hele leven moesten doorbrengen in kampen, die uit de tijd stamde van de Duitse bezetting.
Gebruikte bronnen
Les boek geschiedenis, 5 vwo